In oktober 2006 dook er in Xoriguer niet ver van ons huisje een katertje op. Hij was heel erg schuw en ook vreselijk bang van de andere katten. Zo bang, dat we een hondertal meter verderop maar een voederplaatsje voor hem gemaakt hebben, zodat hij rustig kon eten.
Al gauw begon hij te antwoorden als ik hem riep. Hij wist dan, dat er voer onderweg was. Het geluid dat hij maakte leek heel veel op het krassen van een kraai. Hij had nog nooit een vangkooi gezien en omdat het eten daarin erg lekker rook, ging hij er vrij gemakkelijk in november in.
Daarom kon hij mee naar de dierenarts om onderzocht te worden, ontwormd, ontvlooid en natuurlijk gecastreerd.
Een heel jaar lang hebben we hem daar gevoerd. Eerst roepen - hij kraste dan als antwoord - en daar kwam ie dan. Hij bleef op een paar meter afstand en ging pas eten als hij het veilig vond.
Tot hij een gebaar maakte, alsof hij mij een kopje wilde geven. Ik ben meteen naar huis gerend om wat lekker blikvoer te halen en heb hem zo langzaam naar me toe gelokt. En jawel hoor, ik was geaccepteerd en kreeg de meest stevige koppen als ik mijn hand uitstak. Hij bleek heel veel teken te hebben en na nog een keer snel op en neer lopen, kreeg hij een frontline pipet in de nek. Ontwormen was daarna de volgende stap.
Tegenwoordig komt Mees naar ons huisje om wat lekkers te krijgen en als ik hem roep terwijl hij nog zeker honderd meter ver weg is, komt hij snel aangelopen. Hij laat zich zelfs door Herman en mij oppakken. Het is een hele mooie lieverd. De andere katten hebben nu geaccepteerd, dat hij af en toe komt eten en zelfs 's avonds een tijd erbij blijft zitten. Heerlijk hè Mees, je hoort er helemaal bij.